Rouwen is liefde die nergens naartoe kan
Rouwen is een bijzonder proces, en deze uitspraak raakt precies de kern: “Rouwen is liefde die nergens naartoe kan.” Het laat zien dat rouw niet alleen draait om het verdriet om het verlies, maar vooral ook om de liefde die we blijven voelen voor iemand die er niet meer is. Die liefde verdwijnt niet met hun afwezigheid. Integendeel, ze blijft bestaan, diep in ons, zoekt een weg naar buiten, maar kan niet meer gericht worden op die ene persoon of een dier.
Als we iemand verliezen die we liefhebben, blijft die liefde onveranderd, maar zonder de gebruikelijke uitlaatklep. We kunnen hen niet meer aanraken, omhelzen, verzorgen, met hen praten of onze gevoelens delen zoals voorheen. Die gevoelens, die liefde, zitten gevangen in ons, zoeken naar een bestemming, maar vinden die niet op de manier die we gewend zijn. En dat is wat rouw zo intens en diep maakt: het is alsof een deel van onszelf vastzit in een soort leegte, een ruimte waar onze liefde geen vaste vorm of ontvanger meer heeft.
In die zin is rouw niet alleen een proces van afscheid nemen, maar ook van leren om die liefde op een andere manier te dragen. Het is zoeken naar nieuwe manieren om die liefde te laten voortbestaan, zonder dat deze verloren gaat. Soms vinden we troost in herinneringen, in kleine rituelen, of door iets van die liefde door te geven aan anderen. Het is een zoektocht naar een nieuwe plek voor die liefde, een manier om haar te laten leven, ondanks het gemis.
Zo krijgt die liefde uiteindelijk toch een nieuwe vorm, een andere bestemming, ook al blijft het gemis een deel van ons. Rouwen is het vinden van balans tussen loslaten en vasthouden, tussen verlies en liefde die blijft. Het is liefde die niet verdwijnt, maar transformeert, en ons zo leert dat zelfs in het diepste verdriet iets van liefde blijft bestaan.
Het onverklaarbare: mijn zoektocht naar bewijs van de geestenwereld.