Pathologisch Liegen: Onderscheiden van Gewone Leugenaars
Het web
De eerste avond
Eva leunde met haar ellebogen op het cafétafeltje en luisterde hoe Thomas sprak alsof hij net uit een film was gestapt.
Hij had in Singapore gewoond (“drie jaar, maar eerlijk, het voelde als zeven”), een stichting opgericht (“kleine impact, groot hart”), een zieke buurvrouw gered (“toevallig kwam ik langs”).
De details glansden: straatnamen, vliegtijden, namen van collega’s, zelfs de kleur tegels in het ziekenhuis waar hij “toevallig” belandde.
Het klonk waarachtig. Té waarachtig. Maar wie twijfelt aan een glimlach die precies op het juiste moment verschijnt?
Later die avond stuurde hij haar een foto: hij, in een wit overhemd, voor een toren die zo vaag was dat je elke skyline erin kon zien.
“Mooi,” typte Eva terug. Ze merkte hoe haar hart sneller klopte. Mensen die zó vertellen, neem je mee. Verhalen zijn een wegwijzer; ze geven orde aan chaos. En precies daarom werken ze zo verdomd goed.
De kleine barst
De tweede week zei Thomas dat zijn vlucht om 10:05 vertrok.
De derde week werd diezelfde vlucht “altijd” om 08:40.
Eva slikte. Misschien vergiste hij zich. Iedereen vergist zich.
Maar het waren er veel, die mini-verschuivingen: een naam die Peter werd, dan Pieter; een appartement op de vijfde etage dat daarna “altijd” de vierde was geweest.
Als ze ernaar vroeg, lachte hij: “Je weet toch hoe mijn hoofd werkt, te veel info.”
Het was bijna charmant—en dat “bijna” werd een brug waarover ze steeds opnieuw liep.
Mist
De verhalen werden langer.
Niet vaag, maar rijk. Vol bijzinnen. Vol resonantie.
Over een jeugd waarin alles tegelijk zwaar en toch “waardevol” was. Over een ex-partner die hem stalkte, een baas die hem saboteerde, een buurman die jaloers was.
Eva betrapte zichzelf erop dat ze meevoelde. Want wat als het waar is?
En hoe verifieer je iemands binnenwereld? Verdriet heeft geen thermometer.
Ze leerde, onbewust, mee te bewegen met wat hij zei. De sociale afspraak van empathie werd een touw waar hij zachtjes aan trok.
De hiërarchie
Op een avond tekende ze op een kladblok een schema.
Bovenaan: “Singapore.”
Daaronder pijlen naar “stichting,” “ziekenhuis,” “geluk bij ongeluk.”
Elke keer dat ze één draadje probeerde vast te pakken, zat er onder nog een draad, en een volgende, en nog een—een hiërarchie van leugens die elkaar stutten.
Sommige dingen waren aantoonbaar; de meeste niet, of alleen met buitensporige moeite. Dat was het geniale: de kern van waarheid droeg het verhaal, de rest zweefde mee als linten in de wind.
Eva schreef aan de zijkant:
te veel details op onbelangrijke plekken
cruciale stukken niet te checken
tijdlijnen schuiven
emotie hoog, toon dramatisch
Ze keek naar de woorden en schrok van zichzelf. Wanneer was ze begonnen haar liefdesleven te notuleren als een dossier?
De soorten
Toen ze hem voorzichtig confronteerde, kreeg ze een mix terug die ze pas later zou leren benoemen.
Een rookgordijn: “Mijn moeder is ziek, ik wil het er niet over hebben.”
Een mededogende leugen: “Ik verzweeg het om jou te sparen.”
Een ceremoniële leugen: “Je zegt toch ook niet tegen je baas wat je écht denkt? Zo werkt de wereld.”
Een compenserende leugen: “Ik dacht dat het zo was—ja, ik vergis me vaak.”
Een instrumentele leugen: “Ik moest dat zeggen, anders was het project geklapt.”
En als het echt spannend werd: verwarrende leugens, een alternatieve werkelijkheid die haar moe maakte nog vóór ze een vraag kon afmaken.
Het was geen klassieke gaslighting—Thomas draaide niet doelgericht aan haar realiteit tot ze brak. Het was iets anders: verhalen bouwen die hem bijeen hielden. Pijn verpakken. Schaamte overschilderen. Een identiteit lijmen.
Ze ontmoette geen man zozeer als een verhaal over een man.
Is het een stoornis?
In de bibliotheek zocht Eva op. Pseudologia fantastica. Mythomanie.
Geen aparte DSM-diagnose, leerde ze, maar een hardnekkig leugenpatroon dat soms naast persoonlijkheidsproblematiek kan bestaan—en vaak ook níet.
Bij narcistische of antisociale trekken kan liegen een kernstrategie zijn; bij histrionische of borderline dynamiek eerder impulsiever en instrumenteler.
Maar niet elk groot verhaal is een stoornis, en niet elk breekbaar mens is een leugenaar.
De enige vraag die haar werkelijk hielp was eenvoudiger: Wat doet dit patroon met míj?
De test van stilte
Eva besloot iets stoms en briljants tegelijk: ze zou niet meer discussiëren over beleving.
“Fijn dat je dit zo ervaart,” zei ze, “laat me even het concrete checken: is er een bevestiging van de vlucht?”
“Mail het maar.”
“Laten we dit punt parkeren tot het document er is.”
De gesprekken kortten. De drama verdampte niet, maar had minder zuurstof.
En met elke “bewijs graag” voelde ze het: verhalen die standhouden blijven liggen; verhalen die voeden zonder te vullen, doof je door je eigen ritme te bewaken.
’s Avonds, alleen, hield ze een patronen-dagboek bij. Geen oordelen, alleen data: datum, claim, check, uitkomst.
Patronen zijn traag, maar ze liegen niet.
Waarom wij happen
Ze dacht aan waarom ze zo ver was meegegaan.
Omdat mensen willen vertrouwen.
Omdat verhalen orde beloven.
Omdat empathie een scharnier is van samenleven—en precies dáár misbruik ontstaat als iemand zijn identiteit ophangt aan steeds weer een nieuw toneelstuk.
Ze voelde geen triomf, alleen rouw.
Hij had niet alleen haar bedrogen. Hij had zichzelf weggeschreven in zinnen die nooit waar konden worden.
Grenzen die blijven staan als je moe bent
Eva maakte een kaartje in haar portemonnee:
Documenteren i.p.v. discussiëren.
Controleerbaar eerst.
Geen drie uur praten over iets dat in drie minuten te bewijzen is.
Procesgrens: “We gaan pas verder nadat X is aangetoond.”
Realiteitsanker: twee mensen die ik vertrouw, en mijn notities.
Geen reddingsmissies: empathie kan zonder zelfopoffering.
Soms vergat ze het en viel ze terug in oude patronen.
Maar dan las ze haar eigen handschrift en voelde ze hoe haar zenuwstelsel zakte, hoe zuurstof terugkwam in haar gedachten.
Het nagesprek
De laatste keer dat ze elkaar zagen, regende het. Thomas vertelde dat hij “alles boven water” zou halen, dat hij “alles zou bewijzen” en “alles anders zou doen”.
Eva luisterde, knikte, vroeg niets.
“Mail het me,” zei ze zacht.
Ze wist dat het niet zou komen. Niet uit kwaadwillendheid alleen, maar omdat het web belangrijker was geworden dan wat erin gevangen zat.
’s Avonds schreef ze in haar dagboek:
Niet elk verhaal is een leugen.
Niet elke leugen is een stoornis.
Maar een patroon van leugens is een ecosysteem.
En ik hoef er niet in te wonen.
Ze dacht aan al die termen die ze had geleerd—pseudologia fantastica, instrumentele leugen, rookgordijn, artistieke leugen.
Allemaal woorden om te zeggen: soms is het verhaal het harnas.
En soms is liefde: niet proberen het harnas open te breken, maar je eigen huid redden.
Het nuchtere kompas
Maanden later, in een gesprek met een vriendin, hoorde Eva zichzelf rustig zeggen:
“Vraag om het bewijsstuk.
Kijk of het steeds weer niet komt.
Let op te veel details waar het niet telt, en te weinig waar het wél telt.
Herhaal na een week dezelfde vraag.
En vooral: tel weken, niet woorden.”
Haar vriendin vroeg: “En als hij wél ziek is, wél bang, wél een warhoofd?”
“Dan zie je ondanks de chaos consequent gedrag: excuses die ophouden, daden die volgen, verhalen die kleiner worden naarmate de waarheid groter wordt.”
Ze glimlachte.
“Het verschil tussen een mens die worstelt en een mens die je verstrikt, zie je in wat er gebeurt ná je vraag.”
Buiten werd de lucht helder.
Er is geen detector voor waarheid, dacht ze, maar er is wel een houding:
zacht in hart, scherp in methode.
Wie dat leert, raakt niet immuun voor leugens—maar wel vrijer in een wereld die van verhalen is gemaakt.
Geheime Psychiatrie: Wat Patiënten en Cliënten Niet Mogen Weten
Hoe Obsessief Gedrag Bij Narcistisch Misbruik Het Verwerkingsproces Beïnvloedt